Gepubliceerd in in Mister Motley# 31.
Als in de media aantallen worden gekoppeld aan ziektes en delicten ben ik altijd weer verbaasd over de omvang van het probleem. Achthonderdduizend Nederlanders zijn arbeidsongeschikt. Anderhalf miljoen Nederlanders hebben last van verminderd gehoor. Vijf miljoen Duitsers hebben een extreme angst voor de tandarts. Vijfenveertig miljoen Europeanen hebben last van allergie. Tracht maar eens een voorstelling te maken van die mensenmassa.
Om vat te krijgen op grote aantallen fantaseerde ik op de academie over een vloer van koperen nietjes. Door de compacte vorm is een aaneengesloten rij nietjes makkelijk beloopbaar. Ik rekende uit dat ik voor een vloeroppervlak van tien vierkante meter anderhalf miljoen nietjes nodig zou hebben. Nietje. Nietig. Nietsche. Ik proefde een titel in mijn mond, maar heb het werk nooit uitgevoerd. Te veel minimal art naar mijn zin.
In 2010 bestrooide Ai Weiwei de vloer van de Turbinehal van het Tate Modern met honderd miljoen porseleinen zonnebloempitten. Er zijn talloze installaties die met de macht van het getal spelen. Mijn fascinatie voor grote aantallen gaat over in scepsis bij installaties die eruit zien als een groothandel met maar één product in de aanbieding. Te veel effectbejag.
Eenzelfde mengeling van bewondering en scepsis viel de Whitwell Middle School ten deel toen een naschools educatief project over de Holocaust uit de hand liep.
Toen het project in 1998 startte werden de leerlingen overweldigd door de enorme omvang van de Holocaust. Zij vroegen aan hun lerares of ze iets konden verzamelen dat het aantal slachtoffers zou representeren, om zo vat te krijgen op het onvoorstelbare. Op internet ontdekten ze dat de Noren paperclips op hun revers droegen tijdens de Tweede Wereldoorlog als stil protest tegen de nazi-bezetting. Een voorloper van de paperclip was bovendien door een Noor uitgevonden. De studenten besloten om 6.000.000 paperclips te verzamelen ter herinnering aan de Joden die het leven lieten. Ze maakten een website en vroegen vrienden, familie en celebrity's om paperclips op te sturen.
Het kwam moeizaam op gang, maar nadat twee politieke correspondenten van Duitse kranten over het project schreven en het boek Das Büroklammer-Projekt verscheen, ontstond een sneeuwbaleffect. Een artikel in de Washington Post zorgde voor de doorbraak in Amerika. Maar ook scepsis over alle goede bedoelingen haalde de publiciteit. Op zestig kilometer van Whitwell ligt Pulaski waar de Ku Klux Klan werd opgericht. De regio was in de jaren twintig in het nieuws toen in het vijfentwintig kilometer verderop gelegen Rhea County Courthouse een leraar terecht stond omdat hij de evolutietheorie onderwees. Hoe kon er iets nobels komen uit dat achterlijke gat Whitwell, waar de bevolking voor 97,35 procent blank is en slechts vijf Afro-Amerikanen en één leerling van Latijns-Amerikaanse afkomst op de school zaten? Een dorp met 11 kerken op 1.600 inwoners, dat is toch alleen vruchtbare bodem voor inteelt? In sommige berichten werd spottend gesproken over 'het wonder van Tennessee'.
Het hoofd van de school liet zich niet van de wijs brengen. Ze wilde een Duitse treinwagon naar Whitwell halen 'to turn a symbol of evil into a symbol of hope.' De wagon zou worden gevuld met de paperclips en alle brieven die de inzendingen begeleidde.
En zo geschiedde. Whitwell kreeg een Children's Holocaust Memorial dat op 9 november 2001 werd onthuld, exact 63 jaar na de Kristallnacht. De wagon is gevuld met 11 miljoen paperclips (6 miljoen voor de vermoorde Joden, 5 miljoen voor zigeuners, katholieken, homoseksuelen, Jehova's getuigen en andere groepen). De teller staat inmiddels op 30 miljoen paperclips, want nog altijd worden er pakketjes naar Whitwell gestuurd. Paper Clips, een prijswinnende documentaire over het project uit 2004 zorgde voor wereldwijde bekendheid.
Ik heb die documentaire nooit gezien, want soms is het beter om iets aan de verbeelding over te laten. Maar ik zag wel een voorstelling waarin drie acteurs de documentaire op hilarische wijze navertelden, compleet met een vet Southern accent en groteske typetjes. Over het blijven doorverzamelen als je de 6 miljoen allang bereikt hebt merkt één van hen vilein op: "Ze zijn superlekker bezig."
In Lieg ik soms (2006) zette regisseuse en stand-up philosopher Laura van Dolron de hypocrisie op scherp. Met groeiende plaatsvervangende schaamte luisterde ik naar het relaas en mijn oordelen stapelden zich op: Ongelofelijk dat het hoofd van de school "You have come home" zegt tegen een authentieke Duitse treinwagon! Wat zijn die Amerikanen toch naïef, alle goede bedoelingen ten spijt. Paperclips, hoe verzin je het! Wat een massahysterie. En dat gefiguurzaagde Arbeit macht frei-bord in de gang van de school. Hoe bestaat het!
Terwijl ik mij wentelde in mijn eigen politiek correcte denken, kantelde de voorstelling plotseling. De acteurs raakten met elkaar in discussie. Ze fileerden hun eigen motieven.
"Eigenlijk zijn wij gewoon heel jaloers op die mensen.
Ik bedoel… wanneer heb jij voor het laatst gehuild?
(…)
Die mensen kunnen huilen
ZONDER daar gelijk allerlei analyses op los te laten."
Was de paperclipverzamelwoede werkelijk zo verschrikkelijk? Of waren de leerlingen en leraren in hun naïviteit misschien wel oprechter dan de acteurs met hun cynische Europese blik op alle goede bedoelingen? Waren zij misschien wel net zo sensatiebelust als de documentairemakers met hun suggestieve close-ups en misplaatste romantiek? De acteurs waren er immers ook niet vies van de personages in het verhaal karikaturaal te maken. Door om het project te lachen was ik op mijn beurt medeplichtig geworden. Ik schrok van mezelf.
"Zij verliezen zich zo in hun eigen goedheid dat ze vergeten dat het denken in goed en kwaad juist meer ellende heeft opgeleverd dan wat dan ook," zei Laura van Dolron over de mensen in Whitwell, maar het mooiste van de voorstelling was dat dit ook voor het publiek gold. Want wie was er nu eigenlijk hypocriet?
Het goede en het slechte zit in ons allen. Dat is ook weer een cliché van jewelste. Maar het knappe van Van Dolron is dat ze opnieuw verwarring zaait over die vermeende kennis. Of zoals ze zelf ooit zei over een voorstelling: "Je moet in deze tijd eerst een heel parcours afleggen waarin je laat zien dat je grappig en slim kunt zijn, dat je kan relativeren en nuanceren, dat je nihilistisch kunt zijn of cynisch. Pas als je mensen hebt geïmponeerd krijgt een cliché betekenis. Dan pas is het indrukwekkend om ondanks al je intelligentie te zeggen: pak elkaars hand vast."
"Na theater waarin ik weerstand wilde bieden aan iets, ging De Hartstreek over alles waarvan ik houd." Als een mokerslag werd ik getroffen door deze uitspraak van Floor Huygen, artistiek leidster van jeugdtheatergezelschap Artemis. Haar uitspraak dwong me om mijn eigen motieven als kunstenaar te onderzoeken. Handel ik uit liefde voor mijn onderwerp? vroeg ik me af. Of heb ik mezelf in een commentaarpositie gemanoeuvreerd? Die waarheidsvinding kenmerkt ook het hele oeuvre van Laura van Dolron.'De zichzelf bevragende vorm van haar voorstellingen rekt de grenzen van het denken op,' schreef de jury van de Charlotte Köhlerprijs, die Van Dolron in 2007 won.
Na alles wat al is gepubliceerd over de Holocaust, de onvoorstelbare hoeveelheid films, exposities, monumenten, boeken, paperclips en theaterstukken die je juist immuun maakt voor het leed, wist de voorstelling van Van Dolron me weer echt te raken.
Een acteur die zich bloot geeft aan het publiek, die zijn vooroordelen en twijfels laat zien, herinnert je aan je eigen kwetsbaarheid. Dan zit je niet meer lekker op je comfortabele theaterstoel en komen gruwelijkheden, onnozelheden en vooroordelen akelig dichtbij. Langs deze omweg hoop ik dat u dit sentiment van me slikt.